Bij eten in Parijs denken de meeste mensen waarschijnlijk aan de traditionele Franse keuken. Zwaar, overdadig en klassiek. En aan de eindeloze stroom bistro’s, waarbij je aan de buitenkant eigenlijk nooit kunt zien of je een goede te pakken hebt. Maar Parijs heeft ook een hele andere culinaire kant. Want hier is de ‘bistronomie’ uitgevonden: kleine, lichte, gerechten met de kwaliteit zoals in een sterrenrestaurant, maar dan in een ongedwongen, laagdrempelige sfeer (bistro meets gastronomie). Dus geen obers in pak, gesteven linnen en klassieke muziek op de achtergrond; eerder jonge mensen (dikwijls met tattoos) op sneakers die gewoon lekker normaal doen. En soms zelfs hiphopmuziek door de speakers (I got ho’s in different area codes). Maar dan wel serieus goed eten. Supergoed eten. In dat soort restaurants voel ik me het meest thuis. Tijdens mijn laatste trip naar Parijs at ik mij dan ook letterlijk een weg door de stad.
Hieronder mijn Little Paris Black Book met de tofste eet-adressen:
Verjus
52 Rue de Richelieu
Mijn lief had voor onze eerste avond in Parijs gereserveerd bij Verjus. Daar gingen we ’s avonds, met een noodgang want we waren een beetje aan de late kant – zoals altijd eigenlijk (dit lijkt een onzinnig detail, maar dit komt later in dit stuk nog terug, als het spannend wordt) – kriskras door de straten van Parijs. We moesten een soort passage door en daar, op een verhoging, zat Verjus. Toen we ervoor stonden dacht ik: ‘wat een oud pand!’. Toen we binnenkwamen, dacht ik: ‘wat een oud pand!’. Bovendien zag ik aan een deurklink een hart van riet hangen, waar ik een beetje door van slag raakte (ik heb een onverklaarbare aversie tegen hartvormige decoratie). Maar het werd een hele bijzonder ervaring. Het personeel – jong, enthousiast, allemaal perfect Engels sprekend – was erg leuk, de menukaart veelbelovend. Toen de avond viel en het donker werd, keek ik door het raam naar alle oude Parijse panden en dacht ik: ik zit hier, middenin Parijs, héél bijzonder eten te eten, wijn te drinken en Frans te doen. Alsof ik in een film zat. Gerechten zoals ik ze hier kreeg, heb ik nog nooit eerder gekregen. Kijk nou zelf op de foto’s hieronder: de borden zijn bijna surreëel opgemaakt. Een beetje donker en grillig ook. Met als USP die duivenklauw uiterst links. Ik heb een enorme hekel aan duiven, dus ik had er geen enkele moeite mee. Maar het lekkerst was toch wel de knolselderij – ja, knolselderij. Waar ik dus normaalgesproken helemaal niet van houd. Hier werd ik er op slag verliefd op.
Boutique yam’Tcha
121 Rue Saint Honoré
Bij restaurant yam’Tcha combineren ze hun gerechten niet met bijpassende wijnen, maar met bijpassende theeën. Omdat het restaurant wegens succes uit zijn voegen is gegroeid, is het verkast naar een nieuwe locatie. De oude locatie is nu ingericht met een loket waar je bao’s (gestoomde, gevulde broodjes) kunt halen voor de lunch. Wil je liever even zitten, dan kun je plaatsnemen aan een lange houten tafel, in een ruimte die deels dienstdoet als winkel in Japanse theepotten. De bao’s zijn er in hartige en zoete varianten; wij gingen voor een klein tasting menu van vijf verschillende bao’s. Heel, heel lekker.
Bao!
Frenchie to Go
9 Rue du Nil
Hier zijn mijn lief en ik – serieus – elke ochtend gaan ontbijten. En soms ook lunchen. Om vervolgens ’s avonds aan de overkant te gaan dineren (daarover hieronder meer). Hier eet je een snelle hap, maar dan fun, een vleugje Amerikaans en f*cking goed. Denk aan de granola van ’t huis met fromage frais (ik heb het recept al eens met je gedeeld), het broodje pulled pork, oeufs benedict voor het ontbijt én, mijn absolute heilige graal: bacon scones. Ook fijn om mee te nemen in de Thalys terug naar huis.
Romancing the scone…
Frenchie Bar à Vins
6, rue du Nil
Echt, we waren niet weg te slaan uit de Rue du Nîl; hét straatje dat door chef Gregory Marchand is omgetoverd tot de lekkerste straat van Parijs. Zijn restaurant Frenchie is het populairste restaurant van de stad en het is dan ook vrij impossible om hier een tafeltje te krijgen. Tenzij de goden je gunstig gezind zijn; zo hadden mijn lief en ik twee jaar geleden het waanzinnige geluk dat we net buiten stonden toen de sommelier van Frenchie riep dat er een reservering was komen te vervallen en of er soms iemand een tafeltje wilde. Ik heb mijn lief nog nooit zo enthousiast en ad rem ‘ja!’ horen gillen. Naast het ‘gewone’ (en gewilde!) restaurant Frenchie en Frenchie to Go is er aan de overkant Frenchie’s Winebar – oftewel: Frenchie Bar à Vins. Hier nemen ze geen reserveringen aan: je moet gewoon zorgen dat je op tijd in de rij staat om een tafeltje te kunnen bemachtigen. Binnen is het druk en zit je zij aan zij met de Parisiens. Je bestelt een lekker wijntje (of een biertje, of iets anders) en één, twee of drie (of meer) kleine gerechtjes erbij terwijl P.I.M.P. van 50 Cent door de speakers schalt (de jongen die ons bediende: “Tonight it’s hiphop-night“). Gewoon, lekker nonchalant dus. Behalve dat het eten zó goed is, dat je smaakpapillen gaan dansen. Hier at ik de lekkerste gegrilde bloemkool ever. Gegrilde bloemkool? Ja, echt.
De bewuste bloemkool… zucht.
Spring
6 Rue Bailleul
Het vooroordeel dat alle Fransen chagrijnig en onaardig zijn, wordt bij Spring compleet teniet gedaan. dit personeel swingt, lacht en maakt grappen. Toen we hier binnenkwamen, begon de gastvrouw meteen drie octaven hoger te praten van enthousiasme; haar collega begon spontaan te miauwen. Pas na enkele seconden kregen we door waarom: ik droeg loafers met katten op de neus. Na afloop van het eten vroeg hij: “Did you enjoy? Did the kitties enjoy?”. “Yes, they’re purring right now”, zei ik. “Haha, you guys are funny!” zei de ober. Ik zag zelfs – omdat de keuken niet alleen open is, maar ook middenin het restaurant – dat de chef die de borden opmaakte, af en toe een dansje waagde van puur plezier. En dat straalt ook door op het eten. Zo kregen we als voorgerecht het meest perfecte bordje met felgekleurde bieten ever. “It even looks pretty when its finished!”, zei ik tegen de ober. “Yes, we always test our food to make sure the plate looks good even when it’s finished”, grapte hij. En laat me je dit vertellen: ik ben iemand die bieten nogal overrated vindt, maar de bieten met citrusdressing van Spring, daar droom ik nu nog steeds over.
Café Kitsuné
51 Galerie de Montpensier
Als de drukte van de mensen en de stad je even teveel wordt, moet je even koffie gaan drinken bij Café Kitsuné. Dit is de koffiebar van het hippe Franse modemerk Kitsuné, gelegen in de achtertuin van Le Palais Royal. Hier zit je lekker relaxt in het park, tussen de lanen met bomen en de Parisiens die achter hun laptopje zitten te werken (ik zag een knappe Fransman die knap was tot het moment dat hij een onschuldig musje wegjoeg van het tafeltje naast hem – de bruut). Ze serveren hier trouwens naast koffietjes, sapjes en koekjes in de vorm van vossen (kitsune is het Japanse woord voor vos) ook een supermooie Matcha Latte. En die kom je niet overal tegen!
Marché des Enfants Rouges
39 Rue de Bretagne
Je zou er zó aan voorbij lopen, maar spot je een hek met daarop ‘Marché des Enfants Rouges’, middenin de Marais, ga er dan beslist binnen. Achter de muren bevindt zich namelijk een bruisende, kleurrijke markt vol met uitgestalde etenswaren, tafeltjes en eettentjes. Ik at hier twee jaar geleden bij een Japans tentje een waanzinnig lekkere bentobox met kip en veggies en die moest ik nu ook weer eten. ‘Even een snelle hap voordat we weer teruggaan richting koffers en de Thalys naar huis pakken’, dachten we. Het duurde dit keer alleen wel érg lang voordat said bentobox arriveerde. En de tijd tikte maar weg. En vriendlief kreeg het benauwd. En daardoor kreeg ik het ook benauwd. En toen kwam die bentobox toch. En toen hebben we ‘m binnen vijf minuten opgegeten. Om vervolgens met een noodgang door Parijs te racen richting hotel voor de koffers, toen richting metrohalte Les Halles en terwijl we onderweg waren, realiseerde ik opeens: oeps, dit wordt wel érg kantjeboord. Toen Les Halles ook nog volledig opgebroken bleek, waardoor we de ingang van de metrohalte niet konden vinden en de Parisiens erg twijfelachtig ‘ja je moet die kant op ja’, zeiden, begon zich bij mij zweet te vormen op plaatsen waar no man has ever sweated before. Goddank bleek die metro zich daar inderdaad te bevinden, kwam ‘ie er ook nog eens heel snel aan en propten we ons met koffers in de overvolle wagon (vraag: wat is het toch met die mensen die complete gegrilde maiskolven staan te eten in de metro? Een maiskolf is wel het laatste dat ik in een volle metro uit mijn vuistje zou willen eten. Na een mango dan). We hadden daarna nog een kwartier om over Gare du Nord te sprinten, richting de Thalys die natuurlijk op het állerlaatste perron stond en dan natuurlijk op een soort achterste gedeelte van dat perron en waarvan we natuurlijk de állerlaatste wagon moesten hebben. Maar we made it. En ik zou bijna willen zeggen dat die bentobox het waard was…