Zaterdag was er een familiefeestje bij mijn oom & tante in het zuiden des lands. De vader van mijn (aangetrouwde) oom was er ook en je moet je voorstellen dat ik de beste man – die ergens achter in de 80 is – ongeveer één keer per jaar zie. Toen ik hem ging begroeten, vroeg hij dan ook hoe ik ook alweer heette. “Nancy” zei ik. “HOE?”, zei hij. “NAN-CY”, herhaalde ik. “HOE?”, zei hij weer. Nadat ik mijn naam nog een keer in zijn oor tetterde zei hij verbaasd: “Nenfie? Wat een aparte naam!”. Goh. Te moe om tegen te stribbelen dacht ik: ach wat kan het mij ook schelen, dan heet ik vandaag maar Nenfie. Toen vroeg hij: “Waar komt dat eigenlijk vandaan, Nenfie?”. “Ik zou het niet weten”, antwoordde ik naar alle eerlijkheid. “Ja jij moet dat toch weten, het is jouw naam!” riep hij (uhm, not really grandpa). Ik gaf hem toen maar de betekenis van mijn enige echte originele naam en zei dat het iets van ‘lieflijk’ betekende. Waarop hij smalend zei: “Nou, als ik jou zo zie, dan klopt dat wel!”. Ik stamelde iets van dat ik nodig was in de tuin en ben de rest van de dag uit zijn buurt gebleven.
Dezelfde dag, terwijl ik weer eens een vluchtroute zocht voor de man die dacht dat ik Nenfie was, viel mijn oog op een nieuw schilderij in het huis van mijn oom & tante. In eerste instantie deed het me een beetje denken aan graffiti, met grote verfspatten in rood, geel en groen. Terwijl ik ernaar stond te kijken, zag ik wat ronde zwarte vormen en toen ik me afvroeg wat mijn oom en tante erin hadden gezien, zag ik ineens Snoopy (jep, Snoopy) naar voren komen in het schilderij: aldus de zwarte ronde vormen. Enthousiast zocht ik mijn tante op en riep ik: “Wat een leuk schilderij van Snoopy hebben jullie gekocht!” Waarop mijn tante het verhaal uit de doeken deed van hoe zij en mijn oom het schilderij in een Expo hadden zien hangen, waren gevallen voor de bijzondere kleuren en vormen, het kochten, het thuis ophingen aan de muur en mijn Tante ineens verbaasd uitriep: “Verrek, het is Snoopy!”.
Op zondag wist vriendin N. mij zo gek te krijgen mee te gaan naar een vlooienmarkt in de Veemarkthallen in Utrecht. N. weet altijd te gekke dingen van de Kringloop vandaan te vissen; een collectie coole oma-theekopjes, geborduurde poefjes en buikkastjes die ze vervolgens helemaal oplapt. Door mijn hoofd speelden zich visioenen af van een Chinese vaas die ik ergens voor een prikkie op de kop zou tikken en die later een fortuin waard zou blijken. Helaas bleek de vlooienmarkt eerder een treurige bedoening van mensen die jaren en jaren vast hadden gehouden aan hun oude zooi en die hier uitstalden – en dat alles onder een deken van loempia- en frikadellenluchten. Daarentegen hebben N. en ik ons kosteloos vermaakt met de aanblik van alle koopwaar (en ook kooplui). Met als hoogtepunten een schilderij van de Mona Lisa dat een ingelijste puzzel bleek, een enorme eenhoorn-knuffel, een kraam met poppetjes die gevouwen waren van opgerolde handdoeken en een oude man die een opgezette arend kocht en tegen ons zei: “Voor een euro mag je ermee op de foto”.
6 Comments