Afgelopen zaterdagavond. De klok duidt 23:55 en ik ben klaar voor Halloween. Na ingehaakt te hebben op een marathon aan Halloween-afleveringen van South Park op Comedy Central zou ik het liefst nog een enge film opzetten, maar helaas: de oogleden laten het niet toe. Terwijl ik de gordijnen van de woonkamer sluit, zie ik in één van de tuinen waar ik op uitkijk ineens iets opmerkelijks. Ik roep vriendlief erbij: "Kijk, hebben die mensen nou een spook in de tuin gezet?". Hij ziet het ook: een spook met opengesperde armen en in elke hand een kaarsje of lichtje. "Tja, er zijn mensen die het vieren", zeg hij, half met een knipoog naar mij, die diezelfde ochtend nog in haar pyama een pompoen heeft staan uithollen en uitsnijden. "Misschien wonen er wel Amerikanen" zeg ik nog.
De volgende ochtend schuif ik de gordijnen weer open en neem het straatbeeld in me op. In dezelfde tuin als waar wij de enkele uren daarvoor een Halloween-spook gadesloegen, zie ik een motor staan. Met een wijd stuur, de koplampen aan weerszijden daarvan en een groot, hoog, afgerond spatscherm. Inderdaad: spookvormig, maar toch…, we zouden toch zweren dat we écht een Halloween-spook in de tuin hebben zien staan. Tot op heden hebben we het niet kunnen verklaren. Sssspooky!
Drie weken geleden was ik 's ochtends bezig in de badkamer, de radio aan, toen ik opeens de klanken van Tracy Chapman's 'Fast Car' hoorde. Niet een nummer dat je veel hoort (althans: ik niet) en op de één of andere manier dacht ik: "ooooh dat is dat mooie nummer", waarop ik de radio flink hard zette. Na afloop van de song vertelde de radio-dj dat Sabrina Starke het nummer had aangevraagd, omdat zij Tracy Chapman als één van haar grootste inspiratiebronnen beschouwt. Enfin: twee weken later vroegen zowel mijn moeder als mijn schoonfamilia afzonderlijk van elkaar of ik mee wilde naar een optreden van Sabrina Starke (dus ik gaf toe) in mijn geboorteplaats en weer een week later zitten we in een mooi verlichte zaal, klaar voor een voorstelling waarvan we eigenlijk niet zo goed weten wat we ervan kunnen verwachten. Als Sabrina opkomt en met de voorstelling begint, blijkt het meer dan een concert, maar een avond waarin ze laat zien hoe ze is geworden wie ze nu is en welke muziek haar heeft geïnspireerd tot het maken van de muziek die ze nu maakt. Ze speelt dus niet alleen eigen nummers, maar ook covers. En ja hoor: al mijn favoriete nummers komen voorbij. Bij Cyndi Lauper's 'True Colors' zit ik al te snotteren (ik ben ook zo'n nerd) en als ze even later ook nog een vertolking doet van – ja! – Tracy's 'Fast Car', ben ik in staat om op te springen en mijn handen richting de hemel te steken, als ware het een zondagmorgen in een gospelkerk (ik houd mij echter keurig netjes in, met de nagels in de handpalmen gedrukt).
Na afloop van het concert vertel ik mijn moeder dat ik vooral geroerd was door de vertolking van 'Fast Car', omdat ik dat om de één of andere reden zo'n mooi nummer vind. Mijn moeder kijkt me aan en zegt: "Maar weet je dat dat dan niet meer, NEnz (mijn familie noemt me ook NEnz, inclusief de hoofdletters en de – Z- , heel aandoenlijk)?". Ze vervolgt: "Ik draaide dat nummer vroeger altijd in de auto als we op vakantie naar Oostenrijk gingen. Je was toen pas twee jaar oud." Ik weet niet waar ik geschokter over moest zijn: het feit dat mijn familie vroeger altijd naar Oostenrijk op vakantie ging, of dat dit nummer waarschijnlijk ergens diep opgeslagen in mijn onderbewustzijn altijd een bepaalde betekenis voor me heeft gehad. Ik kreeg er toch een beetje kippenvel van.
Niet tijdens Halloween-weekend maar wel behoorlijk spooky: een week of wat geleden stond ik nietsvermoedend in de rij bij de toko toen achter me een chique geklede Surinaamse vrouw met een paksoi onder haar arm opvallend dicht tegen me aanschuurde. Toen ik het gevoel kreeg dat ik even moest checken of ik niet buiten mijn medeweten om werd aangerand, draaide ik me om en keek ik de vrouw verbaasd aan. "O ja sorry", zei ze, "maar je hebt zo'n lekker luchtje op. Ik zat even te ruiken. Heel zacht maar toch kruidig." Mijn uit Engeland geïmporeerde ruikertje vond eindelijk enthousiast publiek, hallelujah! Daar wil ik maar wat graag en plein public door een chique Surinaamse vrouw voor worden aangerand. Met een paksoi.
De eerste nacht met ons katertje Noodles, precies een jaar geleden, mondde uit in zó'n slopend ritueel, dat we – of liever: een zéér knorrige vriendlief – besloten om hem voortaan 's nachts in de huiskamer te laten. Dat ging ongeveer een jaar lang goed, totdat Noodles twee weken geleden besloot om 's ochtends vroeg al aan de deurpost te gaan zitten krabben, op dusdanig luide wijze dat je denkt dat ze naast je bed staan te heien (misschien dat die hoge plafonds extra galmen: who knows?). Op het tijdstip van 06:30 kun je daar nog wel mee leven, maar afgelopen week werd het steeds vroeger en vroeger tot hij in de nacht van donderdag op vrijdag om 03:30 begon met zijn ritueel. Ik heb nog steeds last van trillende oogleden die mij herinneren aan het slaaptekort.
Uiteindelijk kwamen we tot het besluit om Noodles in de nacht van vrijdag op zaterdag weer voor het eerst toe te laten in de slaapkamer. Wonderwel gedroeg hij zich heel goed: als een garnaal krulde hij zich rond ons voeteneind. Incidenteel cirkelde hij rond het bed om vervolgens zijn poot onder de deken te steken en een vlijmscherpe nagel in mijn been te jassen, maar ach, dat had ook wel weer wat Halloweenerigs. Voorlopig laten we ons eigen kleine monstertje 's nachts gewoon door het huis rondspoken. Voor zolang dat goed gaat.
6 Comments