Jehova’s

De deurbel ging net. En ik snelde naar beneden, in de hoop dat er een knappe postbode met een fijn pakje voor de deur stond. Er bleken echter twee heren op leeftijd op mijn deurmat te staan. “Goedemiddag mevrouw”. Ik wierp één blik op hun tassen: groot, vaal leer en met een riempje. Jep, ik wist het meteen: Jehova’s. Die tassen krijgen ze vast bij een abonnement. Nu wil ik niemand tegen de haren instrijken of tegen de schenen schoppen; ik doe mijn stinkende best om iedereen en ook elke godsdienst te respecteren. Maar ik heb een wat andere kijk op de zaken dan de gemiddelde mens, waardoor ik mij wat ongemakkelijk voel wanneer er een Verkondiger van Het Woord in mijn voortuintje staat.

“Vorige keer hebben we al met je moeder gesproken, maar we willen ook wel graag van jou weten of je denkt dat er ooit volledige vrede op aarde kan bestaan.”
“Nou,” zei ik, als de Troetelbeertjes nou eens van die wolk af komen en hun liefde gaan stralen, dan wel.” Not so funny. “Ehm, nou ik hóóp natuurlijk heel erg van wel. Maar ik vrees van niet. Daarvoor zit de mens te gecompliceerd in elkaar.” Ik kon natuurlijk onmogelijk zeggen dat ik dacht dat vaak juist komt door botsende godsdiensten en opvattingen en bepaalde mensen die daar zo overtuigd van zijn dat ze een ander, met een andere kijk op de zaken niet respecteren.
“Geloof je zelf in God?” vroegen ze. Ik zei: “Nee, ik geloof niet in een God zoals de meeste mensen in God geloven. Ik geloof meer dat het iets is wat bij iedereen vanbinnen zit, het goede van de mens.”
“Ah”, zeiden ze. “Maar waar komt dat dan vandaan, dat je er zo over denkt?” en ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om te zeggen dat ik denk dat de verhalen over God ‘verzonnen’ zijn om de mens goed te laten doen. Dat daar niet een persoon mee wordt bedoeld, maar een gevoel. Ze waren er zo vol van!
Dus toen zei ik maar: “Ja, dat is me onduidelijk”.

En toen kreeg ik een Bijbel.

Gottegot, wat moet ik nou toch weer met een Bijbel? Overigens had ik wel door dat één van de heren me zat te checken. Jaja, die dacht: das misschien wel méér dan een nieuwe volgeling.
En toen begon de ene weer: “Ja, want sommige mensen zijn zo materialistisch, dat merk je vooral in deze tijd van het jaar… Die blijven maar kopen, kopen, kopen.” Waarop ik iets te hysterisch lachte, wat ongemakkelijk met mijn ogen rolde, mijn voet zenuwachtig op de vloer tapte, mezelf insprak vooral boven zijn hoofd naar een punt in de lucht te blijven kijken, waarna ik zei: “Eh, ja, vervelend is dat hè? Zo, zo, respectloos…”
“En dan gaan ze heel veel eten.” Nou, meneer zag er zelf anders ook wel uit alsof hij zijn karbonaadje gretig opat. En die van zijn koters erbij.
Maar ik knikte tactvol waarna ik en mijn Bijbel de heren groetten en weer naar binnen gingen.

Ik heb voorlopig wel weer wat te lezen.

18 Comments

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *