Category Archives: Weird Weekends

NEnz’s Weird World

Mijn broertje – net kersverse vader geworden van het schattigste schepsel ooit – vertelde dat de kraamverzorgster de deuren van de douchecabine eruit gelopen had. Ik wilde nog graag weten hoe of waarom, liefst met levensechte animaties, maar daar was geen tijd voor want nou ja, als je eenmaal een baby hebt, is er geen tijd voor koetjes & kalfjes meer. Enfin: mijn broertje vertelde dat hij de hulp had ingeroepen van mijn vader. Die kwam langs om de douchecabine te repareren. Nu moet je weten: mijn vader doet bijna alles wat hij doet, ’t liefst liggend. We weten ook niet waarom; maar hij had beslist geboren moeten worden aan boord van een raket. Dus lag mijn vader languit in mijn broertje’s badkamer om de douchecabine te repareren. Mijn broertje ging even weg, keerde even later weer terug en keek naar de rode sokken van mijn vader. “Ik dacht: wat gek!”, zei hij later tegen mij, “Ik dacht namelijk dat hij aan was gekomen met bláuwe sokken aan” (op dat moment lag ik al onder tafel van het lachen). Toen hij mijn vader daarmee confronteerde – die op dat moment horizontaal lag te puffen van de noeste arbeid – deed die het mysterie af, door te zeggen: “Hè? Ja, is vast chocola ofzo.” Ik wijt het aan een nijpend slaaptekort dat mijn broertje toen niet met een heel groot vraagteken boven zijn hoofd verder heeft gevraagd (ik zit namelijk op en neer te springen in mijn bureaustoel van verontwaardiging terwijl ik dit schrijf), maar hij zei dat hij het wel vreemd vond, maar er verder niks mee deed, tot hij in de hoek van de badkamer – ongeveer aan het voeteneind van mijn vader – een fles chloor ondersteboven zag liggen. Leeg. Omdat íemand mijn vader er toch mee moest confronteren, deed ik dat later, tijdens een bezoek aan mijn ouderlijk huis, met de vraag of hij zijn sokken had gedip-dyed. Mijn vader: “Hè?” (altijd het eerste wat hij zegt in een conversatie) “nee, ik weet al wat dat was: ik gebruik van die hardnekkige kit.” Waarop mijn moeder verontwaardigd vanaf de andere kant van de tafel riep: “Ik heb je sokken gewassen nadat je thuiskwam, dat was zeker weten chloor!”. En je weet wat ze zeggen: mama knows best. Mijn vader is er niet meer op teruggekomen.

Je kent vast wel de blikken Kusmi Tea waar ik hier op nenz.net al vaker over heb geschreven. Het is Russische thee uit Parijs, die in prachtige blikjes wordt verpakt. Die blikjes zijn zo mooi, dat je ze ’t liefst allemaal zou willen kopen. Daarom is het ook zo fijn dat er ook mini-blikjes van worden verkocht, voor een euro of vier, zodat je de verschillende smaken allemaal uit kunt proberen.
Mijn moeder toonde mij laatst trots de inhoud van haar keukenkastje, alwaar een keurige rij van die mini-blikjes stond opgestapeld. “Welke smaak wil je?”, vroeg ze, terwijl ze een rits blikjes uit de kast trok. “Verras me maar”, zei ik. Maar toen mijn moeder blikje één – enkele dagen daarvoor vers gekocht bij een leuk woonwinkeltje in de stad – opentrok, bleek dat nagenoeg leeg. “Hè?!”, zei mijn moeder verbaasd. Waarna ze een ander nieuw blikje opende. Dat ook maar tot een derde gevuld was. Mijn moeder keek op de deksel en riep uit: “Shit, ik heb de TESTERS gekocht!”. En inderdaad: op het deksel van de blikjes prijkte een grote ronde sticker die zelf vanuit het Internationale Ruimtestation ISS zichtbaar zou zijn, met daarop in viltstift geschreven: ‘TESTER’. Dat kan ook alleen mijn familie overkomen.

En oké, eerlijk is eerlijk nadat ik hierbij de was van mijn familie heb buiten gehangen zal ik ook iets weirds van mezelf delen: ik zat laatst middenin mijn slaap rechtop in bed, keerde mij naar vriendlief en sprak de woorden (zegt hij): “Heb je de loempia’s wel koud gelegd?”. Note: wij leven in een loempia-vrij huishouden (als hier al een loempia binnenkomt, is ‘ie namelijk meteen op). Tja, wat wil je: het zit in de familie…

NEnz’s Weird World

Ik weet wat je denkt: twéé keer NEnz’s Weird World achter elkaar? Maar hee: waarom niet? Het is tenslotte vakantie (althans voor mij! Joepie!). Ik dacht: ook niet leuk als u nu steeds naar dezelfde oude blogpost zit te staren, daarom ben ik toch maar weer achter mijn laptop gekropen om mijn laatste avonturen met je te delen. Hierna zal ik mijn drukke werkzaamheden hervatten (lui in mijn hangstoel liggen, kokoswater drinken, een eindeloze hoeveelheid boeken & tijdschriften lezen en mijn nagels elke dag in een andere kleur lakken).

Vrijdag had ik met mijn moeder en schoonzus S. afgesproken in de stad voor een dagje shoppen. Omdat ik dichtbij de stad woon, kwam ik op eigen gelegenheid en besloot ik – omdat het nog vroeg was en toch op de route lag – maar vast even langs de Nespresso-counter in de Bijenkorf te lopen om mijn koffievoorraad aan te vullen. Ik zou dan wel de hele dag met een tas vol koffiecapsules moeten slepen, maar als je daar na elven op de stoep staat, staat er een rij van hier tot Sint-Juttemis. Ik word trouwens altijd een beetje ongemakkelijk bij Nespresso van de hartelijke behandeling die je daar krijgt. Na jarenlang geschoffeerd te zijn door winkelmedewerkers kan ik er niet zo goed tegen als ik opeens uiterst vriendelijk te woord wordt gestaan, mij altijd een gratis kopje koffie wordt aangeboden en de verkoopster of verkoper achter de toonbank vandáán stapt om mij mijn luxe papieren tas te overhandigen die uitschreeuwt dat ik behoor tot de elite. Ik weet me niet goed te gedragen bij zo’n luxebehandeling. Maar goed, ik liep naar buiten met mijn enorme tas vol koffie en kwam er algauw achter dat dat allemaal niet zo handig in de hand lag. Dus zat ik voor De Bijenkorf op de stoep al mijn etuis (elitair woord voor een kartonnen huls) met capsules (elitair woord voor een veel te duur cupje met gemalen koffie) te herverpakken in de tassen die ik bij me had. Er stopte een oude man naast me. “Doe je die weg?”, vroeg hij. Ik keek op: “Die papieren tas bedoelt u?”. De oude man: “Ja. Doe je die weg?”. Ik: “Ja, die ga ik zo weggooien.” De oude man: “O, mag ik die hebben? Ik zie daar altijd mensen mee lopen en ik wil ‘m wel hebben.” Ik: “Ja hoor, tuurlijk mag u die hebben!”. En dus overhandigde ik de oude man mijn lege Nespresso-tas. Hij oogde meteen tien jaar jonger en vitaler.

Afgelopen zondag vierde ik alvast mijn verjaardag voor mijn familie (ik ben morgen pas officieel jarig; piñata’s en taarten mogen naar facebook.com/nenznet). Mooie gelegenheid voor sommigen van hen om onze nieuwe toko voor het eerst te zien (mijn familie woont door het land verspreid en we zien elkaar daardoor niet zo vaak).
Nu loopt onze woonkamer door in een lange gang die richting de werkkamer gaat (daar waar ik mijn blogjes voor nenz.net trouw tik). In die lange gang hebben we een soort ‘wall of fame’ gemaakt: een collectie met foto’s, posters en cd- en lp-hoezen van artiesten en kunstenaars die ons inspireren – dikwijls gesigneerd (want zulke nerds zijn wij dan wel; dat we na concerten altijd proberen om nog even met de artiest in kwestie te praten en een handtekening te scoren. En zo’n extra grote nerd is vriendlief; die gesigneerde foto’s van D’Angelo koopt op Ebay. Ik: “Volgens mij heeft hij er zelfs de naam van iemand anders op gezet!” Vriendlief: “Hou je mond!’).
Tante G. had even belangstellend staan kijken in de galerij, waarna ze naar schoonzusje R. (die heur haar die dag in en knot bovenop haar hoofd droeg; dat moet ik er even bij vertellen) stapte en zei: “Echt mooi, die foto van jou (?) die jouw broer heeft gemaakt (??).” Schoonzus R. keek haar niet-begrijpend aan. Tante G. zei: “Die grote foto, met die blauwe achtergrond.” Schoonzusje R. begon zich haast gevleid te voelen dat haar broer blijkbaar op een onbewaakt moment een foto van haar had gemaakt en die in onze galerij had gezet en liep met Tante G. mee naar de bewuste foto, om daar oog in oog te staan met een portret van zangeres Lianne La Havas. Tante G. wees naar de foto: “Dat ben jij toch? Jij bent toch ook zangeres?”.  Schoonzus R. zei: “Nee dat ben ik niet hoor, dat is een bekende zangeres”. Tante G.: “O! O! O! O, sorry!”.
Toen mijn schoonzus me later over dit voorval vertelde, kwam ik niet meer bij.

Diezelfde avond, toen de visite weg was, zaten vriendlief en ik na te praten in de tuin over een geslaagd feestje. Vriendlief wees en zei: “Kijk, een vlinder!”. Ik: “Het is een witte. Dat betekent toch dat iemand die overleden is, dicht bij je is?” Vriendlief: “Ja, dat zeggen ze ja.” Ik: “Ik denk dat het mijn (overleden) opa is. Ik moest net nog aan hem denken.” Vriendlief: “Ja, ik denk het ook”. Even zaten we daar zwijmelend in stilte, te denken aan mijn opa en te kijken naar de witte vlinder die vreedzaam tussen ons onkruid door fladderde. Toen vanuit het niets ons katertje Noodles door het beeld vloog; een snoekduik makend richting vlinder. “NEEEEE NOODLES!”, gilden we. Het was net zo’n fragment uit van die home videos waarbij een peuter vrolijk door de tuin waggelt en er ineens vanaf links of rechts een kat met alle poten gespreid in zijn/haar gezicht springt (stiekem mijn favoriete grappige kattenfilmpjes, maar niet doorvertellen). Maakt u zich geen zorgen: vlinder en kater hebben het allebei overleefd en maken het naar verhouding goed.

NEnz’s Weird Weekends: birthdaycrashen in Portugal

Het was geloof ik nog maart toen mijn moeder mij benaderde met een snood plan. Of ik het ook leuk vond om in juli stiekem naar Portugal af te reizen om mijn tante S. te verrassen op haar verjaardag. Die viert ze daar namelijk ieder jaar (en geef haar eens ongelijk!), omringd door een clubje bevriende Portugezen. Het leek ons ontzettend grappig om ons verjaardagscadeau zelf naar Portugal te komen brengen en ’s ochtends zingend voor haar hotelkamerdeur te gaan staan. En wie zegt er nu nee tegen een paar daagjes in de Portugese zon?

Het was nog een hele toer om ons plannetje geheim te houden en wegens alle leugens die we hebben moeten vertellen, gaan we na dit leven waarschijnlijk linea recta naar de hel, maar o, wat was het leuk. Ondanks stakingen in Portugal in het vliegverkeer en al het openbaar vervoer, vlogen wij wel mooi op tijd (we zaten nog even te zenuwen, maar toen de piloot omriep dat we zelfs een half uur vroeger aan zouden komen dan gepland, barstten we in lachen uit). M.J., de receptioniste in het hotel die ook goed bevriend is met Tante S., zat in het complot en had ons allemaal een hotelkamer op dezelfde verdieping gegeven. Familievriend F. – ook in het complot – was al ter plaatse; Tante S. en haar man zouden de volgende dag aan het eind van de middag aankomen. Dat leek ons een mooie gelegenheid om ons uit de voeten te maken en met samen met vriend F. een dagje Lissabon in te trekken, zodat we mijn oom en tante konden ontwijken tijdens hun aankomst in het hotel.

Lissabon was prachtig en ik heb met het beklimmen van al die steile straten bil- en beenspieren getraind waarvan ik niet wist dat ze bestonden (spieren die ik meteen weer teniet heb gedaan door het nuttigen van enorme hoeveelheden pasteis de nata en kroketjes met bacalhau). Het hoogtepunt van de dag was een ritje in een Tuk Tuk die was gehuld in Portugees tegeltjesmotief, waarmee we over de keien van Lissabon vlogen. Een ander hoogtepunt was een bezoekje aan een hysterische schoenenwinkel, alwaar mijn moeder een trapje over het hoofd had gezien en met armen en benen gespreid een vrije val maakte, dwars door een muur van opgestapelde schoenendozen heen. Ik moest zo hard lachen dat mijn moeder niet eens tijd had om zich te generen.

In het treintje terug naar Estoril zaten we complotten te smeden om mijn oom & tante – die op dat moment in het hotel moesten zijn aangekomen – te verrassen. Vriend F. stelde voor dat we in hun bed onder de dekens zouden gaan liggen óf uit de kast zouden springen (zie je het voor je?). We hadden diverse mogelijkheden bedacht waar ze konden zijn: aan het hotelzwembad, bij de Brisa Bar – hun stam-strandtent – of misschien zelfs op hun balkon, en we vermaakten ons kostelijk met het idee dat mijn oom & tante op het balkon zouden zitten, ons zouden zien lopen en tegen elkaar zouden zeggen: ‘Hee, dat lijken …. wel? Maar dat kan toch nooit?’. Te moe van het beklimmen van al die steile straten en de hoge temperatuur, besloten we het nog maar even op z’n beloop te laten. Uiteindelijk werd het een verrassing voor alle partijen, want toen vlak voor het hotel de hoek omliepen, liepen we elkaar ineens tegen het lijf! Mijn oom en tante zagen aanvankelijk eerst alleen vriend F., die voorop liep, en knipperden daarna met hun ogen toen wij voorbijkwamen. Ze waren stomverbaasd. Missie geslaagd!

De dagen daarna zaten vol met zon, zee en nog meer bil- en beenspieren. Op zaterdagavond vierden we de verjaardag van mijn tante bij de Brisabar aan het strand. De hele familie van eigenaar Carlos was erbij, de usual suspects M.J. van het hotel en vriend F. waren van de partij, er waren bloemen en cadeautjes en ik zat op mijn blote voeten te genieten van een visschotel die speciaal voor ons – off menu – was bereid door de schoonmoeder van Carlos; de kokkin in de Brisabar. M.J. zat te vertellen dat ze de volgende ochtend om 08:00 alweer moest beginnen in het hotel, waarop vriend F. voorstelde om voor haar in te vallen. “Do you know Fawlty Towers?”, zei hij – duidend op de beroemde Britse televisieserie van een hotel dat wordt gerund door de chaotische John Cleese die alles in de soep laat lopen. M.J. antwoordde: “Forty towels?”. Ik heb nog nooit in mijn leven zo gehuild van het lachen. Terwijl ik mijn tranen droogde met een stapel toegeschoven zakdoeken, presenteerde Carlos een enorme slagroomtaart met kaarsjes en barstte de hele strandtent uit in de Portugese versie van ‘Wel gefeliciteerd’. De laatste noot was nog niet gezongen, of Carlos’ 6-jarige zoontje Francesco blies pardoes alle kaarsjes op de verjaardagstaart van Tante S. uit. Het was de perfecte avond.

De volgende dag hebben we afscheid genomen van Portugal met een bezoekje aan het kustplaatsje Cascais, een ijsje van Santini en – vaste traditie – een bezoekje aan de supermarkt (een van onze guilty pleasures is rondneuzen in een buitenlandse supermarkt). Terug in het hotel hebben we van iedereen afscheid genomen waarna we weer op het vliegtuig stapten terug naar Nederland. Het was dus een bliksembezoek aan Portugal, maar we hebben supergeconcentreerd genoten. Zoals mijn moeder zei: “Je zou kunnen zeggen dat het veel te kort was, maar kijk nou toch eens hoe gaaf het is dat je zoiets kunt doen voor een weekend!”. Pure joie de vivre dus. Laten we maar gauw weer eens iemands verjaardag gaan crashen

Graffiti met een positieve boodschap

read more »

NEnz’s Weird World

Voorheen schreef ik in NEnz’s Weird Weekends altijd over de vreemde dingen die ik zag of die mij overkwamen in mijn weekenden. Tegenwoordig blijkt dat de weirdness niet tot het weekend op zich laat wachten: af en toe lijkt mijn hele wereld wel weird. Maar laat me je vertellen: I like weird. Ik hou ervan als ik nietsvermoedend over straat loop en een bizar gesprek opvang. Een ongebruikelijke situatie gadesla. Of als ik tijdens het winkelen een wonderlijke paradijsvogel tref.

Daarom, lieve lezers, heb ik besloten om NEnz’s Weird Weekends te hernoemen tot NEnz’s Weird World. Zelfde vreemde avonturen, maar dan ook van door-de-week.

Neef L. maakt mij al ruim een jaar lekker met zijn geuren-en-kleuren-beschrijvingen van een Japans lunchtentje waar ze waanzinnige ramen (noodlesoep) serveren, ergens helemaal in het pittoreske Uithoorn (of all places). Toen ik zijn beschrijvingen van de perfecte kom ramen niet meer aankon en gekweld & hongerig uitriep dat ik daar heen móest, was hij gelukkig zo ridderlijk om mij en mijn lief (die er ook al was geweest) mee te nemen naar dit mini-restaurantje (zes tafels). Vantevoren hadden de boys al vol opwinding verkondigd dat ze altijd de enige ‘buitenlanders’ zijn in dit tentje en dat er verder alleen Japanners komen. Dit om de authenticiteit van hun receptuur nog maar eens te benadrukken. Toen we binnenkwamen, mochten we aan een tafeltje plaatsnemen… naast een groep Italianen. Hoe die daar in vredesnaam terecht waren gekomen, Joost mag het weten. Maar, authentiek bleek het hier wel – ondanks het Italiaanse gebrabbel van onze buren. Zo was de menukaart in het Japans opgesteld. Gelukkig was er ook een Engelse kaart. Alleen de drankenkaart, bestaande uit een briefje met handgeschreven Japanse tekens, bleef een mysterie. Dus bestelde ik maar Kirin; Japans bier, ondanks dat de klok net 13:15 had geslagen. Maar o jongens, toen die kom dampende ramen voor mijn neus werd neergezet… u had mij niet gelukkiger kunnen maken. Ramen met een waanzinnige miso-bouillon, zo’n schattig baby-paksoitje, een half perfect gegaard eitje, zacht varkensvlees, bosui en daarnaast mijn ultieme guilty pleasure: de perfect bereide gyoza (pasteitjes). Drie kwartier lang hoorde je aan onze tafel niks anders dan tevreden geslurp. Het was een regenachtige, gure dag, maar uren nadien wreef ik nog tevreden over mijn warme boeddhabuikje. Toen Neef L. ons terugreed en we in de auto nog aan het napraten waren over de misobouillon, zag ik door het raam tot mijn verbazing een vrouw hard over straat rennen met in haar hand een gootsteenontstopper. Zo’n klassieke houten met een rode ‘plopper’. Het voorval heeft me nog altijd niet los kunnen laten: waar was zij naar op weg? Was er een noodgeval? We zullen het nooit weten.

Dagje Den Haag met vriendin N. Ik liep te zwaaien met een reportage uit de VT Wonen waarin allerlei leuke winkeltjes stonden die we moesten uitproberen. En N. had zelf ook haar winkellijstje. Nu zijn wij niet zo heel erg bekend in Den Haag en denken we altijd dat ‘alles wel te lopen valt’. Nou, dat viel best tegen, kan ik u zeggen, voornamelijk omdat er met windkracht tien tegen onze wangen werd geblazen en je dan niet zo makkelijk je plattegrond uitvouwt (N. tegen mij: “Staat het erg nerdy als we met een plattegrond in de hand over straat gaan?”. Ik: “Ja, maar who cares?”). We hebben gelopen, en gelopen, en gelopen, en bubble tea met rainbow cake genuttigd bij 8tea5 (aanrader! En dan met name de fruit tea met lycheesmaak en mango-bolletjes) en gelopen, en gelopen en een dozijn Haagse koekjes naar binnen gewerkt en gelopen en gelopen… toen we eenmaal in de trein terug zaten, waren we best moe. Terwijl we bij de deuren stonden te wachten tot de trein het station zou bereiken en de conducteur omriep dat we voor een rood sein stonden, werd onze aandacht getrokken door een donkere mevrouw met geel geblondeerd haar – bijgestaan door een peuter in een buggy –  die ontzettend luidruchtig zat te rommelen met een paar koffers. Koffers werden geopend, er werden met grof geweld spullen in geduwd, de koffers werden weer gesloten door er met vol gewicht op te duwen… het was niet eens zozeer het kabaal dat maakte dat alle aanwezigen in de coupé met open mond naar haar stonden te kijken, maar het was de geur die uit de koffers opsteeg. Die kan nog het beste beschreven worden als de geur van de exotische durian-vrucht; beroemd en berucht omdat de geur die hij verspreidt zo penetrant is, dat het in sommige landen verboden is om ermee in de lift te staan. Nu verwacht ik geenszins dat deze mevrouw een durian vervoerde, maar wat het dan wél was dat een dergelijke geur verspreidde… een raadsel.

Zondag besloten mijn lief en ik om onze voordeur aan de binnenkant van een fris kleurtje te voorzien. We hadden ook nog een spiegel, gered uit de collectie van Tante J., die we in dezelfde kleur wilden schilderen. Nu kun je in dit huis niets uitvoeren – wc schoonmaken, mascara aanbrengen, een gat boren – zonder dat ons katertje Noodles erbij komt zitten en ernaar komt staren. Gekscherend noemen we hem dan ook altijd ‘Opzichter Noodles’. Doe je de deur dicht om hem buiten te houden, dan krabt hij daar net zolang aan tot a) hij er een complete ondergrondse tunnel heeft weten te creëren indachtig de vrouw gisteren bij De Wereld Draait Door die ontsnapte uit de gevangenis door met een lepel een weg naar buiten te graven (fascinerend verhaal!), of b) je krankzinnig wordt van het irritante geluid en hem toch maar weer binnen laat. Nieuwsgierig probeerde hij te snuffelen aan het verfblik, de verfrollers en de kwasten, maar gelukkig leek het goed te gaan en konden we hem steeds voldoende weghouden bij de aquablauwe verf. Toen we ’s avonds tevreden op de bank zaten en de deur & spiegel grotendeels droog waren, ontwaarden we op de houten vloer ineens een spoor van blauwe kattenpootjes. En warempel: nadat we Noodles’ pootjes inspecteerden, bleek hij inderdaad aquablauwe voetzooltjes te hebben. Hij keek natuurlijk als de vermoorde onschuld (zie foto) maar u bent gewaarschuwd: laat deze kat in géén geval binnen, al krabt hij nog zo hard aan de deur.

NEnz’s Weird Weekends

Oke, dit gebeurde eigenlijk al voor het weekend, namelijk afgelopen donderdag, maar toch, het is te bizar om het niet te beschrijven. Ik was even naar de Albert Heijn voor de deur getrippeld en stond aandachtig de verpakking van een fles limonadesiroop te lezen (checkerdecheck het gehalte aan kleurstoffen, zodat mijn neefjes niet als stuiterballen door de kamer gaan als ik ze er een glaasje van geef) toen ik om me heen een beetje consternatie voelde. Dit nog half registrerend keek ik op, om te zien dat twee puberjongens zich om mij heen hadden verzameld en een soort van dansje stonden te doen waarbij ze luid in hun handen klapten en met hun voeten op de vloer stampten. Ik dacht even dat eindelijk het moment was aangebroken dat mensen speciaal voor mij (voor mij!) in Flashmob-dans & gezang zouden uitbreken, maar bekeek de jongens nog eens goed en zag dat ze getooid waren met stekeltjeshaar, beugel en neppe Fendi buikportemonneetjes. Tijd om teleurgesteld te zijn, had ik niet, want beugel 1 riep luidkeels tegen me: “Jij bent echt ziek!”. Ik wist werkelijkwaar niet wat hij bedoelde en of dit positief of negatief moest zijn. Als wij thuis iemand ‘ziek’ noemen, is diegene óf bedlegerig of een bloeddorstige seriemoordenaar die in een dwangbuis thuishoort. Daarom vroeg ik voorzichtig: “Eh, ziek?”. Waarop beugel 1 bevestigde: “Ja, je bent echt ziek!”. Kleurstoffen van hier tot Tokio of niet; ik gooide de fles limonadesiroop snel in mijn mandje en maakte dat ik wegkwam.

Bij thuiskomst whatsappte ik schoonzus R. om het bizarre voorval uit te leggen en te vragen of ik er echt zo koortsig uitzag, die mij vertelde dat ‘ziek’ in straattaal ook wel ‘cool’ kan betekenen. “N. roept altijd: “Die film is echt ziek!” als hij een film cool vindt”, aldus schoonzus R. Ik was semi-gerustgesteld.

Mijn moeder en ik delen al jaren dezelfde kapper, die ons altijd bij mijn moeder thuis komt knippen, terwijl we gezellig soulplaten draaien en koekjes eten. Nu is het weleens voorgekomen dat deze kapper niet helemaal op tijd was. Ik kan het beter omdraaien: het is weleens voorgekomen dat deze kapper helemaal op tijd was. Want het is dat we hem zo graag mogen en hij zeer begaafd is met schaar & mes (kappersmes, geen slagersmes), aangezien hij het van zijn gevoel voor timing niet moet hebben. Enfin: van de week smste mijn moeder mij (want zo doen moeders dat tegenwoordig: die bellen je niet meer gewoon, die stellen hun vragen via sms, Facebook en Twitter) of ze de kapper zou vragen om langs te komen. Zij zou de afspraak wel maken. Even later smste ze terug: “Zaterdagochtend of zaterdagavond?”. “Ochtend”, smste ik terug. Waarop ik van mijn moeder een bevestigend smsje kreeg dat het zaterdagochtend werd (dit is het stuk dat je moet onthouden).
Enfin: afgelopen zaterdagochtend sleepte ik mezelf uit bed, seinde ik vriendin T., met wie ik een afspraak had ná de kapper, in dat ik haar wel zou bellen als ik klaar zou zijn en toog ik naar mijn ouderlijk huis om daar de komst van onze kapper af te wachten. Toen het afgesproken tijdstip ruim een half uur was verstreken, begon mijn moeder te mopperen op de kapper – al kijken we nergens meer van op – en smste ze hem. Geen reactie. Toen het afgesproken tijdstip ruim een úúr was verstreken, waren zowel mijn moeder, ik als mijn vader aan het mopperen (mijn vader scandeerde vanachter de krant in zijn luie stoel leuzen als: “Hij gooit zijn eigen glazen in!” en “Sjongejongejongejongejonge”) en belde ik de kapper, die niet opnam. Even later belde hij toch terug, waarop we samenzweerderig tegen elkaar sisten: “He he, daar zul je ‘m hebben, eindelijk, benieuwd wat zijn excuus is!”. Ik nam op en zei: “Je staat toch zeker wel voor de deur mag ik hopen?!” Waarop ik een uiterst slaperige en verbaasde kapper aanhoorde, die zei dat hij van niks wist, omdat hij helemaal geen bevestiging had gehad om nu, op dit tijdstip, bij ons aanwezig te moeten zijn. “Je hebt geen bevestiging gehad?” zei ik hardop, zodat ook mijn moeder het kon horen. Die klapte snel haar telefoon uit en begon door haar verzonden berichten te scrollen om me met de blik dat het recht had gesproken in haar ogen een smsje onder de neus te duwen met daarin het bewijs dat zij inderdaad had bevestigd voor nu, zaterdagochtend, 11:00 sharp. Aan mij. Met andere woorden: mijn moeder had de bevestiging alleen naar mij gesmst, niet naar de kapper. Die dus gewoon verder was gegaan met zijn leven, want zo gaat dat.
Mijn moeder wist niet hoe vaak ze zich moest verontschuldigen.

Zaterdagmiddag in de stad liep ik samen met vriendin T. langs een draaiorgel dat op zo’n luid volume hoempapa-muziek draait dat je spontaan je naam en achternaam vergeet. De nogal enge man die met het centenbakkie stond te schudden, bleef bovendien zijn centenbakkie op een dwingende manier onder de neus van T. schudden toen die probeerde langs te lopen, waardoor T. lichtelijk in paniek raakte en voorgoed een draaiorgel-trauma heeft opgelopen. Toen we even later een winkel binnengingen waar we rustig aan het rondkijken waren, zagen wij tot onze verbazing dat het draaiorgel ineens tot precies voor die winkel werd getakeld, alwaar ze hun draaiorgel-versie van ‘Sir Duke’ van Stevie Wonder inzetten. Sir Duke van Stevie Wonder! Op een draaiorgel! Ze moeten niet gekker worden, die weekends van mij.

NEnz’s Weird Weekends

In een roes

Afgelopen vrijdagavond was zo’n perfecte avond waarop alles wat fijn is in het leven ineens op miraculeuze wijze samenkomt en jou treft als een vlaag van pure gelukzaligheid. Na werktijd reden mijn lief en ik richting Amsterdam met vrienden L. & T. We hadden concertkaartjes voor Gregory Porter in Bitterzoet, waar ik me al weken enorm op verheugde, temeer daar Mr. Porter voor mij het menselijke equivalent is van een kop ‘Sleepy Time’-thee, frisgewassen haar en een verse pyjama. Als ik de stem van die man hoor – als ik de man zíe, verdwijnen al mijn zorgen en neuroses als sneeuw voor de zon en verkeer ik in een heerlijk roesje van zen & zaligheid. Hij beschikt over dezelfde rustgevende gaven als Nat King Cole.

Omdat we vooraf aan het concert ergens in de buurt een hapje wilden eten, had L. voor ons gereserveerd bij restaurant Geisha, vlakbij de Zeedijk. We waren er alle vier nog nooit geweest en wisten niet precies wat we moesten verwachten. Toen we binnenkwamen werden we verwelkomd door een deken van wierook, wat ons een klein beetje zorgen baarde, maar de menukaart beloofde veel goeds. We bestelden onder andere dim sum met iberico varken en wagyu beef, verse oesters voor de mannen, Koreaanse beefsalade met mango en kimchi, coquilles met wasabi-mayonaise en het állerlekkerste: op jasmijnthee gerookte eend in miso bouillon. Omdat L. ons naar Amsterdam had gereden, vroeg ik om de cocktailkaart en bestelde ik een drankje met de cryptische naam ‘blood and sand from the lowland‘. We waren aan de late kant na dit voortreffelijke eten, dus haastten we ons naar Bitterzoet, ons onderwijl afvragend of het al begonnen zou zijn. Toen we de concertlocatie wilden betreden, liep Mr. Porter ons toevallig bijna omver, op weg naar de achteringang. Just in time!

Het concert was vervolgens één warm jazz-festijn met prachtige liedjes die Mr. Porter met zijn fantastische stem speciaal voor ons leek te hebben geschreven. “Ik wil hem op mijn bruiloft!” riep T. Waarop Mr. Porter het volgende nummer inkleedde door te vertellen: “Er zijn onder jullie vast mensen die binnenkort gaan trouwen…” en hij vervolgde met het nummer ‘In good hands’.
Na afloop van het concert dronken we nog wat – ik bestelde een Martini – en vroegen we of Mr. Porter onze cd’s wilde signeren. Gelukzalig reed L. ons weer naar huis, alwaar ik mijn auto aantrof en me voor het eerst die avond realiseerde dat ik nog van L. & T.’s huis naar míjn huis diende te rijden. En dat terwijl ik normaliter uit principe geen druppel drink als ik nog moet rijden. Ik was het gewoon compleet, helemaal, volkomen vergeten. Gelukkig wordt je met een cocktail en een martini op geacht nog prima te kunnen rijden zonder een gevaar op de weg te zijn. En toch heb ik me de hele weg naar huis doodgeschaamd.

Put a ring on it

Zondag vierde mijn lief zijn verjaardag, bij ons thuis. Zijn uberschattige neefjes D. & S. verrasten hem ’s ochtends al door in te bellen via FaceTime om hem te feliciteren. Die gelegenheid grepen ze ook meteen aan om en passant hun gehele dvd-collectie te tonen. “Nancy, wat ben je aan het doehoeeen?” riepen ze met hun suikerzoete stemmetjes door het speakertje van de iPad, terwijl ik met mijn oranje afwashandschoenen tot aan mijn ellebogen in het sop stond. “Ik ben aan het afwassen lieverds!” riep ik terug. “Afwassen?!” Ze trokken een vies gezicht. Neefje S. had wel een idee: “Anders moet je de afwas gewoon naar ons komen brengen, dan kun je het bij ons in de afwasmachine doen en is het na twee uurtjes klaar.”

Toen ze even later bij ons thuis waren,  zette vriendlief ze met de DVD van Bolt in de speler voor de tv in onze slaapkamer, waar ze tussen de jassen op het bed kropen. Toen ik even later ging kijken hoe het met ze was, trof ik ze aan met hun kleine handjes in mijn sieradenkistje, onderwijl mijn collectie ringen passend. Neefje D. was gecharmeerd van mijn ring met roze macaron, bezet met roze glittersteentjes. Neefje S. was vooral onder de indruk van mijn knuckle-ring met boombox, uit een ghetto-fabulous stijlverleden. “Misschien wil ik deze wel hebben…” kirde Neefje D., onderwijl pronkend met de veel te grote macaron-ring om zijn vinger.

Output

Ons katertje Noodles werd gedurende de gehele verjaardag doodgeknuffeld en liet het zich welgevallen door aanstellerig over zijn rug te rollen en zijn buddha-buikje te tonen aan de aanwezige gasten. Hij was ook totaal niet bang of geïntimideerd door de drukte. Maar terwijl we afscheid namen van de visite, begon Noodles ineens vreemd door de gang te hinken, waarop mijn moeder zei: “Hij sleepte net al heel raar met zijn kont over de grond”. De laatste gasten maakten aanstalten om te vertrekken, toen ik ineens een drol ter grootte van een mini-loempia ontwaarde onder de roze kast. De gasten gedag zoenend ging ik er snel voor staan met mijn glitterlaarsjes, hen het zicht op de onsmakelijke output van Noodles ontnemend. Totdat mijn oma ineens heel hard zei: “Kijk uit, daar ligt iets op de grond! Wat is dat eigenlijk…?” waarop ze zich richting het presentje van Noodles boog om het eens nader te inspecteren. “Oh hehehe, niks oma, dat ruim ik zo op, zullen we even naar uw jas lopen?” riep ik haastig, mijn oma en de andere gasten de woonkamer uit dirigerend.

Schoonzus R. kwam niet meer bij toen ik haar het verhaal via Whatsapp vertelde. “Ik weet nu hoe Mrs. Bouquet zich voelde!” typte ik. Waaraan R. toevoegde: “Keeping up appearances!”

NEnz’s Weird Weekends – Jaaroverzicht

Op mijn FLOW-kalendertje staat vandaag, op de allerlaatste bladzijde van dit jaar: “Goede voornemens? Neee! Stop je energie liever in het verzamelen van mooie herinneringen van het afgelopen jaar. Waar werd je blij van? Sluit het jaar af met een top 3 van mooie momenten in je hoofd.” Kijk; daar wordt een mens blij van. Niet jezelf buikpijn bezorgen vanwege alles dat beter, mooier of meer kan; maar het tellen van je zegeningen. Dat zal ik vannacht, als de klok 24:00 slaat, dan ook doen.

Naast mooie herinneringen heb ik ook veel gekke herinneringen. En die heb ik net zo lief als de blessings in mijn leven. Immers: niets is zo heerlijk als je verwonderen om een situatie en daar achteraf dan keihard om moeten lachen. Niet voor niets beginnen we in gezelschap onze dialogen graag met: “Wat me nou weer is overkomen…!” Waarna de luisteraar dikwijls met grote ogen aan onze lippen hangt. Bovendien kan het soms werken als een stukje traumaverwerking.

Ik besloot dan ook tot een klein jaaroverzicht van al mijn Weird Weekends van afgelopen jaar.

Er was het raadsel van de man die in een keer 50 gele kiwi’s kocht. Ik moet eerlijk bekennen dat ik elke keer aan hem moet denken als ik gele kiwi’s zie. De afgelopen jaren heb ik zo al diverse complottheorieen kunnen smeden. Waaronder: 1) de man verkoopt vanuit zijn keukenraam smoothies van gele kiwi’s. 2) de man heeft een marktkraam met groente en fruit en kocht de gele kiwi’s in de aanbieding, om ze met winst door te verkopen (dat doen de groenteboeren die hier op vrijdagmiddag voor de deur staan namelijk ook: die staan letterlijk de groenwaar van de Lidl door te verkopen). 3) er is zoiets als een ultrageheim gele kiwi-dieet, waar niemand nog iets van afweet, maar deze man wel (hij oogte trouwens wel ultraslank).

Er was de surpriseparty voor mijn schoonmoeder, waarbij we voor ruim 25 gasten een uitgebreide rijsttafel hadden besteld bij onze favoriete toko in Utrecht – waar vervolgens geen spoor van was. Nu hebben vriendlief en ik al dermate ervaringen met de desbetreffende toko dat we – mocht het er ooit op aankomen – onze eerstgeborene nog liever opeten dan toevertrouwen aan deze toko, en dus hadden we misschien al iets moeten zien aankomen. Toen het gerommel van magen begon door te klinken, pleegde ik een telefoontje aan de toko en bleek de mevrouw aan de andere kant van de lijn die ochtend de verkeerde bestelling te hebben gecancelled – jawel, die van ons. Waardoor er geen warm eten was voor 25 personen. Nog steeds doezel ik af en toe weg op de bank, dagdromend over wat er toch gebeurd moet zijn met die andere partij die dachten hun bestelling die morgen te hebben geannuleerd en ineens voor 25 personen nasi rames geleverd kregen. Als ik me de verbazing op hun gezichten voorstel, proef ik een vorm van zoete wraak.

Er was de suicidale wesp, die het huis binnen kwam vliegen op de geur van versgebakken bananenbrood en vervolgens – op mysterieuze wijze – in het kleinste kamertje terechtkwam, dat ik net aan het schoonmaken was (ja, lieve lezers, het kan niet altijd glamour zijn) alwaar hij besloot zichzelf te elektrocuteren door heen en weer te vliegen tegen de gloeilamp. Ik kan zo nog het gesis van zowel de lamp als de wesp horen. Hij landde vervolgens zacht in mijn emmer sop, ook wel bekend als de wespenhemel.

Er was de onverwachte ziekenhuisopname van mijn moeder. Iets waar we haar vooral niet aan moeten herinneren, want dan trekt het hele voorval aan haar geestesoog voorbij als de eerste minuten van Saving Private Ryan. O, o, mijn arme mamski. Ik weet nog steeds niet hoe ze die vijf dagen heeft overleefd (zijzelf ook niet trouwens) tussen Meneertje Jaja met zijn blauweplekkengezicht, de Darmenman die toen het bezoekuur nog in volle gang was tussen de ziekenhuisgordijntjes op de po moest, en het gebruikelijk leed dat zich afspeelt op de afdeling oncologie van het gemiddelde ziekenhuis. Zo begon mijn moeder op een avond plots ontzettend veel vocht vast te houden en op te zwellen, waarop de zusters die af en toe een blik kwamen werpen vooral dingen te zeggen hadden als: “Ja, vreemd” en “Ik snap er niks van”. Toen ik mij later hardop afvroeg of de zoutoplossing die mijn moeder al sinds binnenkomst kreeg toegediend niet misschien moest worden afgekoppeld, werd er “Gut, ja”  gemompeld en slonk mijn moeder eindelijk weer terug tot origineel formaat. Naar omstandigheden gaat het trouwens best goed met mijn moeder; ze heeft sinds die tijd gelukkig niet meer hoeven overnachten in het ziekenhuis. Zover zouden we haar overigens ook niet krijgen.

En dan tot slot een bonustrack, want volgens mijn geliefde – die ook wel de Leo Blokhuis van onze familie wordt genoemd – hoort er bij een Greatest Hits opsomming ook een nieuw nummer:

Schoonzus R. druppelde op eerste kerstdag mijn huis binnen in een beeldige spijkerbroek, maar verzuchtte vrijwel direct: “Nens, hij is eigenlijk veel te strak! Ik heb nog snel een andere spijkerbroek meegegrist en het kan zijn dat ik die straks als we in het restaurant zijn in het toilet moet verwisselen. Dan help je me wel he?”  Natuurlijk, dat doen schoonzusjes nou eenmaal. Eenmaal in het sushirestaurant zaten we met de hele familie aan een prachtige, originele familietafel; schoenen moesten uit, vanaf ons middenrif verdwenen we in een soort zitkuil. Ik vond dat wel best, want had zo mijn twijfels bij dat knalroze rokje dat ik voor de gelegenheid uit mijn kast had opgediept – dat nu wel handig werd gecamoufleerd. Van R. en de te strakke broek hoorde ik aanvankelijk niks, maar na het sushi-aperitief werd de situatie echter zo nijpend dat R. samenzweerderig tegen me zei: “Weet je wat? Ik doe het gewoon hier onder de tafel, wat kan mij dat schelen!” Dat we ons du moment middenin een vol sushirestaurant bevonden met feestelijk aangeklede familieleden aan tafel, sloeg ze in de wind. Zonder blikken of blozen (ik was nog even bang dat er net op dat moment een serveerster naar ons toe zou komen maar het was al te laat om twijfel te trekken) trok R. zo onder tafel haar strakke broek uit – overhandigde die aan mij en verwisselde ‘m voor een andere broek. Ik noem het een gave.

Ik wens jullie allemaal een jaar met heel veel mooie, memorabele weekends vol verwondering. Enne… Ze met me delen mag! 😉

NEnz’s Weird Weekends

Een doodnormale week kan binnen een mum van tijd héél anders worden, zo heb ik gemerkt. Vorige week belde mijn moeder mij doodleuk met de vraag: “Raad eens waar ik ben?”. Waarop het antwoord bleek: in een ziekenhuisbed. Sedert: de nacht ervoor.  Ik hoef je denk ik niet te vertellen dat ik daarop lichtelijk hysterisch werd: dat hebben meisjes nou eenmaal met hun moeders.

Twee weken geleden ongeveer kreeg mijn moeder een lichte chemokuur. De dag na de kuur troffen mijn opa & oma haar aan als een soort wervelwind die door het huis trok, onderwijl dekbedden luchtend, strijkend, de trap op en neer hollend en door het park rennend om boodschappen te hamsteren. “Ik heb zó veel energie!” riep ze nog. Maar vorig weekend sloeg de koorts toe, die een temperatuur van 40 graden haalde; code rood als je net chemo hebt gehad. Omdat de koorts niet daalde, moest mijn moeder ineens opgenomen worden in het ziekenhuis. En omdat de artsen er maar niet achter kwamen waardoor de koorts aanbleef (bij een gewoon, gezond mens is ‘ie binnen drie dagen wel weg; maar mijn moeder had al sinds zondag hoge koorts), moest ze zolang blijven. Elke dag ging ik langs met warme sokken, schone was, lekkere theetjes en een verse aanvoer van bladen. Nu weet ik niet of je ooit in een ziekenhuis bent geweest, maar de glamour is daar natuurlijk ver te zoeken. Toen ik mijn moeder ging bezoeken, verbaasde ik me er weer over hoe weinig privacy je hebt in het ziekenhuis en hoe je bent overgeleverd aan de andere zieke mensen in je kamertje.

Zo lag rechts van mijn moeder een man die al gauw de bijnaam ‘Meneertje Jaja’ kreeg. Dit was een bejaarde man, gekleed in een uitgelubberd Onslow-hemd en een korte gestreepte pyjamabroek die een zuurstoftank met zich meedroeg. Meneertje Jaja was overgebracht uit een bejaardentehuis nadat hij plat op zijn gezicht was gevallen, wat hem de nodige blauwe plekken in ’t gezicht had opgeleverd, naast het blinde oog dat hij al had (quote van mijn moeder: “Leuk als je midden in de nacht een ziekenhuisbed krijgt toegewezen en hij het eerste is wat je ziet als je de volgende ochtend wakker wordt”). Tevens verzuchtte hij de hele tijd “Jaja…”, wat hem natuurlijk zijn glorieuze bijnaam opleverde. Tijdens bezoekuren schoten we geregeld in de lach als we hem weer hoorden Jajaën. Uiteindelijk werd Meneertje Jaja opgehaald door zijn zoon en diens zoon; allebei het evenbeeld van Meneertje Jaja, maar dan uitgevoerd in steeds kleinere versies. Net Matroesjka-poppetjes.

Ook was er een hele lieve oudere mevrouw, gekleed in zo’n gezellige oudere-mevrouwen-pyjama, die de hele tijd druiven en Ferrero Rocher at. Die mevrouw was de leukste patiënt in de kamer.

In het weekend zaten we middenin het bezoekuur rond het bed van mijn moeder, ondertussen Japanse zeewier snacks etend die schoonzusje R. had meegenomen vanaf Bali toen de zuster verkondigde dat er een nieuwe patiënt zou worden binnengebracht, die in het bed naast dat van mijn moeder zou komen te liggen. Terwijl wij zo lekker zaten te keuvelen werd er een bed binnengereden met een doodzieke man, die crepeerde van de pijn. De gordijnen rond zijn bed werden dan wel gesloten terwijl ze de arme man behandelden, maar ik voelde me ontzettend opgelaten dat ik daar zat en wilde net naar de gang hollen om de man zijn privacy te gunnen, toen er een po tevoorschijn werd gehaald en er vervolgens – nou ja – trompetgeschal klonk. Nu zou je zeggen dat ik in tijden van crisis verander in een hoopje ellende, maar neen; ik krijg dan altijd te pas en te onpas de slappe lach. Om van alles. Met een mengeling van een lachaanval en hartverscheurend medelijden rende ik proestend naar de gang, op de hielen gevolgd door vriendlief. Terwijl we buiten de klapdeuren een beetje zaten bij te komen hoorde ik het gepiep van oude bureaustoelwieltjes, waarop ik mijn moeder aan zag komen lopen met in haar hand haar infuus, gevolgd door de rest van haar bezoek. Hen was de kamer ook te klein geworden. Later refereerde mijn moeder aan deze man als ‘de Darmenman’. Mijn vader noemde hem ‘die man van de fanfare’. Ik zei nog verbaasd: “Ik wist niet dat hij bij een fanfare zat?”, waarop mijn vader een betekenisvolle stilte liet vallen (zie eerdere scène met de po).

Na weer een roerige nacht met de Darmenman naast haar, was mijn moeder meer vastberaden dan ooit om de artsen ervan te overtuigen dat zij daar niet hoorde. Ze trok haar joggingpak en sportschoenen aan, sjeesde heen en weer door de gang met haar infuus en klom op de hometrainer zodra er iemand van het personeel in zicht was; alles om te laten zien dat ze zich al veel fitter voelde. Toen de dokter arriveerde voor zijn ronde, keek hij naar de oude mensen links en rechts van mijn moeder, naar de hondszieke Darmenman en toen weer naar mijn moeder, die rechtop en blozend in bed zat en zei hij: “Zou u misschien al naar huis willen? Onder strikte voorwaarden hoor, maar dat is misschien beter.”

En zo mocht mijn moeder – nog steeds met koorts maar as ready as ready can be – zondagmiddag eindelijk naar huis. Waar ze meteen al opknapte van de omgeving. Ze moet nog steeds elke dag bellen met het ziekenhuis en af en toe terug voor onderzoekjes, maar ze hoeft in ieder geval niet meer te slapen naast Darmenman en alle bejaarden. En die wetenschap is al genoeg om van op te knappen.

NEnz’s Weird Weekends

Zaterdag was er een familiefeestje bij mijn oom & tante in het zuiden des lands. De vader van mijn (aangetrouwde) oom was er ook en je moet je voorstellen dat ik de beste man – die ergens achter in de 80 is – ongeveer één keer per jaar zie. Toen ik hem ging begroeten, vroeg hij dan ook hoe ik ook alweer heette. “Nancy” zei ik. “HOE?”, zei hij. “NAN-CY”, herhaalde ik. “HOE?”, zei hij weer. Nadat ik mijn naam nog een keer in zijn oor tetterde zei hij verbaasd: “Nenfie? Wat een aparte naam!”. Goh. Te moe om tegen te stribbelen dacht ik: ach wat kan het mij ook schelen, dan heet ik vandaag maar Nenfie. Toen vroeg hij: “Waar komt dat eigenlijk vandaan, Nenfie?”. “Ik zou het niet weten”, antwoordde ik naar alle eerlijkheid. “Ja jij moet dat toch weten, het is jouw naam!” riep hij (uhm, not really grandpa).  Ik gaf hem toen maar de betekenis van mijn enige echte originele naam en zei dat het iets van ‘lieflijk’ betekende. Waarop hij smalend zei: “Nou, als ik jou zo zie, dan klopt dat wel!”. Ik stamelde iets van dat ik nodig was in de tuin en ben de rest van de dag uit zijn buurt gebleven.

Dezelfde dag, terwijl ik weer eens een vluchtroute zocht voor de man die dacht dat ik Nenfie was, viel mijn oog op een nieuw schilderij in het huis van mijn oom & tante. In eerste instantie deed het me een beetje denken aan graffiti, met grote verfspatten in rood, geel en groen. Terwijl ik ernaar stond te kijken, zag ik wat ronde zwarte vormen en toen ik me afvroeg wat mijn oom en tante erin hadden gezien, zag ik ineens Snoopy (jep, Snoopy) naar voren komen in het schilderij: aldus de zwarte ronde vormen. Enthousiast zocht ik mijn tante op en riep ik: “Wat een leuk schilderij van Snoopy hebben jullie gekocht!” Waarop mijn tante het verhaal uit de doeken deed van hoe zij en mijn oom het schilderij in een Expo hadden zien hangen, waren gevallen voor de bijzondere kleuren en vormen, het kochten, het thuis ophingen aan de muur en mijn Tante ineens verbaasd uitriep: “Verrek, het is Snoopy!”.

Op zondag wist vriendin N. mij zo gek te krijgen mee te gaan naar een vlooienmarkt in de Veemarkthallen in Utrecht. N. weet altijd te gekke dingen van de Kringloop vandaan te vissen; een collectie coole oma-theekopjes, geborduurde poefjes en buikkastjes die ze vervolgens helemaal oplapt. Door mijn hoofd speelden zich visioenen af van een Chinese vaas die ik ergens voor een prikkie op de kop zou tikken en die later een fortuin waard zou blijken. Helaas bleek de vlooienmarkt eerder een treurige bedoening van mensen die jaren en jaren vast hadden gehouden aan hun oude zooi en die hier uitstalden – en dat alles onder een deken van loempia- en frikadellenluchten. Daarentegen hebben N. en ik ons kosteloos vermaakt met de aanblik van alle koopwaar (en ook kooplui). Met als hoogtepunten een schilderij van de Mona Lisa dat een ingelijste puzzel bleek, een enorme eenhoorn-knuffel, een kraam met poppetjes die gevouwen waren van opgerolde handdoeken en een oude man die een opgezette arend kocht en tegen ons zei: “Voor een euro mag je ermee op de foto”.

NEnz’s Weird Weekends

Ietwat laat na het weekend, maar daarom nog niet minder weird:

Een afspraak met de pedicure en ik had enorme haast. Ik was even vergeten dat mijn auto niet handig voor de deur stond, maar een blok verderop, omdat mijn straat openligt. Tot overmaat van ramp bleek op de snelweg de afslag afgesloten te zijn waardoor ik een helse rit door de binnenstad moest maken, waarbij ik elke vijf minuten weer achter een andere caravan geplakt zat. Toen ik eenmaal het centrum binnenreed, vlakbij de pedicure, bleek ook daar weer alles afgesloten waardoor ik noodgedwongen de parkeergarage binnenreed.
Nu moet u weten: ik spring nog liever naakt uit een vliegtuig dan dat ik een parkeergarage binnenrijd. Bovendien was mijn auto zeiknat van de dikke regenbui die daarvoor op mij neer was gedaald, was het pikkedonker in die garage en besloegen al mijn ruiten meteen van mijn aansnellende ademhaling. En het was druk, heel druk. Tel daarbij op dat ik al bijna tien minuten te laat was voor mijn afspraak, dus toen ik het eerste de beste parkeerplekje zag, reed ik daar meteen in. Terwijl ik daar zo rechts instak, voelde ik al aan mijn water dat dit geen goed idee was geweest. Rechtsachter bij mijn portier hoorde ik een doffe ‘TOK’, waarna ik zeker twintig seconden paniekerig met mijn handen heb zitten wapperen en alle Goden heb vervloekt. Ik durfde haast niet uit te stappen om de schade te bekijken, maar ik had natuurlijk die afspraak waarvoor ik al te laat was, en met dat ik uitstapte zag ik dat ik mijn auto met zijn rechterzijkant tegen een paal aan had gezet. Niet wetende wat ik moest doen, deed ik maar wat ik altijd doe in blinde paniek: eerst duizend doden sterven en daarna mijn moeder bellen. Zij kalmeerde mij door te zeggen dat ik maar gewoon naar mijn afspraak moest gaan en dat ze m’n vader wel naar de betreffende parkeergarage zou sturen om me te helpen met mijn auto.
Aan het grapje heb ik trouwens een paar flinke krassen overgehouden. Gelukkig vrij oppervlakkig, maar niet fraai. Al met al had de schade nog veel erger kunnen zijn en ik was allang blij dat ik niet tegen een andere auto aanzat. Ik stuurde vriendlief een foto van mijn auto, zij-aan-zij met die grote dikke paal met de woorden uit zijn favoriete Jim Carrey-film: “Like a glove!”. Die kwam niet meer bij.

Zaterdagmiddag bevond ik mij in een o-zo charmante winkelstrook in mijn buurt, voor wat boodschappen. De enige redding van het imago van deze strook is de fijne koffietent die er zit, alwaar ik alle verschillende theesoorten op mijn dooie gemakje stond te besnuffelen. Totdat er opeens keiharde alarmbellen klonken en een omroepstem die ons maande het pand te verlaten. Alle klanten staarden daarop betekenisvol naar het personeel, dat geen krimp gaf en iets riep in de trant van: “Och, dat waait wel over, gebeurt zo vaak.”
Maar toen de omroepstem steeds dwingender begon te klinken, bleek het toch menens en werden alle winkels in de winkelstrook ontruimd door een iets te zware beveiligingsmedewerker die de hele tijd zenuwachtig van links naar rechts sprintjes probeerde te trekken en daarbij indrukwekkend probeerde te lijken. Wij zaten ondertussen op het terras (tussen andere mensen die hun high tea maar naar buiten hadden verplaatst) onze zojuist aangeschafte dvd’s te bekijken en ik belde mijn moeder maar eens hoe het leven stond. Onderwijl vloog er nog een brandweerwagen met loeiende sirenes door de straat, die het nog heel spannend maakte door de indruk te wekken dat hij op het parkeerdek te moeten zijn (precies op de plek waar vriendlief’s gloednieuwe auto geparkeerd stond – waarop ik nog iets grapte van dat we beter met mijn auto hadden kunnen gaan, daar zaten toch al krassen in). Een kwartier later vertrok de brandweerwagen weer en was de kust veilig verklaard. Ik hervatte mijn thee-besnuffel-sessie en kocht uiteindelijk hele lekkere thee voor mijn tante.

Ik had net iets heel zoets staan bakken in de keuken, waar vriendlief nog de laatste hand legde aan het avondeten en was inmiddels bezig met de glamoreuze taak het toilet schoon te maken. Terwijl ik met twee schoonmaakhandschoenen in het sop stond, riep vriendlief hysterisch vanuit de keuken: “Er zit een wesp bij je gebak!”. Ik riep iets vermoeids terug van dat ik net tot aan mijn oksels in het sop stond, toen vriendlief keihard door de gang kwam gesjeesd richting de slaapkamer, naar ik dacht op zoek naar een vliegenmepper of een ander moordwapen. Tot ik ineens een heel raar geluid hoorde. Ik dacht nog: goh, wat ruist dat sop hard (dat geeft vaak zo’n apart, knisperend geluid), maar hoorde al snel dat het van bovenaf kwam. Daar zag ik de lamp aan het plafond (op een paar meter hoogte – we hebben vrij hoge plafonds) en een wesp die zojuist bezig was zichzelf live te electrokuteren. Hij vloog steeds opnieuw tegen de lamp aan en maakte dan sissende geluiden. Weirded out als ik was, riep ik vriendlief erbij (die dus niet op zoek bleek naar een vliegenmepper maar naar een lange joggingbroek), waarop we de wc-deur maar even dichtdeden en de wesp alle privacy gunden in zijn zelfmoordpoging. Een paar minuten later vond ik hem terug in mijn emmer sop.

Love nenz