Denk niet dat je als redacteur alleen maar even een artikeltje aflevert en klaar. Mais non, zodra de boel gepubliceerd en wel te bewonderen is in een versgedrukt blaadje of online staat, krijg ik de zenuwen en begin ik alles nog eens driftig door te lezen en te checken op fouten.
Dit alles sinds ik een keer een zeer boze jonge boekenschrijfster aan de telefoon had die mij zowat aan wilde klagen omdat ik had geschreven dat haar favoriete schrijfster Carrie Slee in plaats van het juiste Carry Slee heette (weutikveul). Vergeef me; dit was ten tijde van mijn Sex and the City-verslaving. Vandaar de verwarring.
Maar er kwamen vaker reacties op dingen die ik had geschreven. En ook nogal bijzondere reacties, zo bleek. Zo moest ik ooit een artikel schrijven over sektes, waarin ik ook aandacht schonk aan de geflipte theorieën van de Scientology-kerk (zo geloven ze onder meer in marsmannetjes, sla Wikipedia er nog maar eens op na). Ik hield daarbij nog een beetje in het midden of het nou een echte sekte betrof of niet. Een week nadat de desbetreffende uitgave van het blad in de schappen lag, werd er voor mij op de redactie een pretpakket afgeleverd met dvd van de Scientology-volgelingen, inlcuis een uitnodiging om een keer bij ze op de thee te komen en met eigen ogen te aanschouwen “waar de Scientology-kerk voor staat”. Wel, we weten allemaal wat er met Tom Cruise is gebeurd nadat hij er zijn informatiepakketje ophaalde, dus daar bedankte ik maar even vriendelijk voor.
De dvd heeft overigens nog voor een hilarische Sinterklaas gezorgd, tijdens het spelen van een spelletje ‘wie-houdt-het-walgelijkste-cadeau-over’.
Ook werd ik ooit opgebeld door mijn chef met de onheilspellende woorden: “Nens, ik wil graag dat je een stuk schrijft over computer-voodoo”. “Ehm, computervóódoo?” antwoordde ik. “Ja, we weten zelf ook niet wat dat is, maar het leek ons wel een leuk onderwerp. Verzin maar iets.” Na bijzonder hard op mijn duim te hebben gezogen, schreef ik vervolgens een artikel met dingen in de trant van ‘dans twintig rondjes om je computer terwijl je zijn naam zingt en hij wordt de jouwe’. Kort nadat het artikel gepubliceerd was, ontving ik een mysterieuze mail van een man die slapeloze nachten had overgehouden aan mijn theorietjes: “Nancy kan maar beter uitkijken waar ze over schrijft en zich niet bezighouden met een gevaarlijk onderwerp als computervoodoo”, schreef de hevig verontruste zielepoot. Mijn mond viel open van verbazing. Las die man een méidenblad?!
Tevens erg verrassend, maar dan wel van het leuke soort, was het mailtje dat vorige week mijn mailbox inrolde. Veertje na veertje werd in mijn bipsje gestoken en het uiteindelijke onderwerp van de lofzang was de vraag of ik, kleine bescheiden ik, geïnterviewd mocht worden voor het ROC-magazine over mijn logje. Wel, dan kan een mens toch geen nee meer zeggen, of wel?
Wanneer het interview verschijnt en hoe het er allemaal uit gaat zien, weet ik nog niet. Maar één ding is zeker: ik hoef me behalve om mijn foto (stress!) lekker niet druk te maken om eventuele reacties op mijn schrijven. Héérlijk…
8 Comments